Hotel De Branding - Doorwerth

Op de foto - De Brandingboys

Geschreven door Lysbet Haverkamp

Het verhaal van Tony Kuchel

De Sibayak meerde december 1955 aan in Amsterdam, met Tony Kuchel aan boord. Met zijn ouders en broers werd hij ondergebracht in hotel de Branding in Doorwerth. Dit pension bestond uit een groot stenen huis en barakken. In de barakken woonden 30 gezinnen, in het huis 60. De bovenste verdieping van het grote huis was voor het gezin Kuchel. Naast de stapelbedden voor de jongens kon je nog net lopen. Geen woonkamer, geen andere plek om te eten dan op de slaapkamer van de ouders. “Wij jongens zaten de hele dag in de hal, in de nisjes te keuvelen. Als het te koud was om naar buiten te gaan, was er verder niets. Behalve een ijsbaan. Daar heb ik leren schaatsen. In de zomer konden we voetballen, dat wel.”  Ze hebben daar een jaar gewoond. 

“Ik was 16 toen ik aankwam. Ik ging op de fiets naar de ULO in Oosterbeek. Als je hard had gereden, wilde je onder de douche. Maar die moest je een dag van tevoren bespreken. Er waren 2 toiletten en 2 douches voor 15 gezinnen. Daarom gingen we vaak naar het badhuis in Renkum. Je raakt eraan gewend, maar t is vreselijk.”

In Indië behoorde de familie Kuchel tot de middenklasse, bewoonde ze een groot huis met een zekere luxe. Ze waren niet rijk, hadden geen fietsen of personeel, maar wel ruimte en een bad. De kou en de armoedige situatie waarin ze leefden, was moeilijk te verteren. Je wist niet waar je terecht zou komen in Nederland, je werd geplaatst en moest verhuizen zonder dat je er invloed op had. “De periode in het pension met al die jongeren lijkt leuk, maar dat was niet zo.” Wat Tony wel graag deed was muziek maken samen met zijn band ‘De Brandingboys’, vernoemd naar het pension. 

“Een deel van mijn familie is uiteindelijk naar Florida geëmigreerd, naar een warm land weg van deze akelige herinneringen. Ik ben de enige die hier is gebleven. Mijn Indische wortels en belevenissen was ik vergeten, maar die kwamen door mijn vrijwilligerswerk in het AZC terug. Uiteindelijk heb ik alles verwerkt en een plaats gegeven in mijn leven. Daarom ben ik met plezier actief geworden in de Indische Vereniging en kan ik er met mijn kinderen en kleinkinderen over praten.”