Hotel Lamerichs - Berg en Terblijt

Foto's privécollectie familie Beijen

Over Hotel Lamerichs

Dit hotel is van de familie Lamerichs en bestaat nog steeds.  Een van de dochters die de periode van contractpensions zich goed herinnert is Lity Marx Lamerichs. Volgens Lity kwamen de eerste gasten vanuit Nederlands-Indië in de jaren ‘50 en later in de jaren ’60. “Ik ben zelf geboren 1952. Met de meeste kinderen hebben we gespeeld en leerden ook het Maleis. In de jaren zestig hadden mijn ouders ook een Hotel in Maastricht en daar hebben ook repatrianten gezinnen gewoond. Mijn moeder heeft nog  foto’ s van een Sinterklaasfeest in Geulhem met gezinnen uit Nederlands-Indië.”

Het verhaal van Henk Beijen

Henk Beijen was zestien jaar oud toen hij samen zijn moeder Greet, zus Ilse, tante Elly en opa (de vader van zijn vader) naar Nederland vertrok. Broer Ron en een tante vertrokken al drie jaar eerder naar Nederland. Hoe grimmiger de politieke situatie tussen Nederland en Indonesië werd, na 1950, hoe moeilijker het werd om toch in Indonesië te blijven wonen. Om de situatie nog erger te maken had zijn opa kaasprikkers met rood-wit-blauw vlaggetjes in het raamkozijn geprikt (met opzet). Ze werden daarna bedreigd en het huis werd beklad met stront en nare teksten. Ze konden een jaar lang niet meer het huis uit. “Ik vond het heel raar. Hoezo moeten we terug naar ons eigen land? We waren toch in Indië geboren? Dat was ons geboorteland”, vertelt Henk.

Met het transportschip SS Johan van Oldenbarnevelt verlieten ze Tanjung Priok met als eindbestemming Amsterdam. Aan boord kregen ze te horen dat ze naar Limburg moesten, naar hotel Lamerichs in Berg en Terblijt. “We kwamen per bus midden in de nacht aan, en koud dat het was! Die plaats van aankomst trekt me nog steeds aan. Ik weet niet waarom, maar ik denk omdat dat de allereerste plek in Nederland was, waar we terecht kwamen. Het voelde als een stuk van je eigen leven, een nieuw leven. In de zomervakantie ben ik, samen met mijn vrouw, al een paar keer terug geweest naar dat dorp, en ook teruggegaan naar het pension, inmiddels een hotel geworden. Het allerleukste vind ik is dat de kinderen van de hoteleigenaar, die nu het hotel runnen, ons nog herkenden. Dat vind ik heel mooi.”, aldus Henk.

Volgens zijn herinneringen waren er in de periode toen hij daar zat, ongeveer tien gezinnen. “Wat ik toen bijzonder vond van het leven in het pension was, dat we maar een keer per week mochten douchen. We kregen alleen maar aardappelen te eten, maar na protesten liet de pensionhouder het toe dat er één keer in de week Indisch gekookt mocht worden. De Indische ingrediënten kochten ze bij de warung keliling, een Indische man die er al lang woonde, reed met zijn busje, volgeladen met Indische kruiden, rijst, en lekkernijen één keer in de week langs.” 

Als jongeren vielen ze in de smaak bij de Limburgse meisjes in de buurt. “Mijn broer en ik kregen vaak ruzie met andere jongens in de buurt. Ze probeerden de aandacht van de meisjes te winnen, maar het lukte maar niet, en dat draaide wel eens uit op vechtpartijen.” 

Een van de manieren om alles te verwerken voor Henk is muziek maken en dat met andere Indische Nederlanders delen. Zo heeft hij samen met een paar andere Indische Nederlanders DINO opgericht. Deze vereniging, zoals andere koempoelans in andere steden, zorgden ervoor dat de Indische mensen met regelmaat elkaar konden ontmoeten in eigen Indische sferen. Deze behoefte, merkt Henk wel, wordt steeds groter naarmate ze ouder worden. Hij is tot nu toe nog steeds actief als vrijwilliger voor de Indische gemeenschap in Bergen op zoom.