De Staalberg - Oisterwijk

Over De Staalberg

De Rotterdamse familie De Bes besloot na de oorlog in Oisterwijk een recreatiebedrijf te beginnen. Ze hebben het oord in 1948 gekocht. In de begintijd had dat bungalowpark, dat gevestigd was dicht bij de Staalbergven, twee gebouwen met elk zestien kamers. In de latere jaren hadden ze er een eetzaal, een keuken, kleine bungalows en twee huizen bijgebouwd. De twee huizen dienden als de bungalows voor de familie De Bes.  Het bestaan van het vakantiecentrum De Staalberg in Oisterwijk was uniek. Het gastenbestand van het park weerspiegelde de naoorlogse geschiedenis van Nederland. Niet alleen de Indische Nederlanders die daar in de jaren 1950-1960 werden opgevangen, maar ook de watersnoodsvluchtelingen uit zeeland, de spijtoptanten, de Franse ingenieurs, de gastarbeiders, de asielzoekers en de ‘gewone’ vakantiegangers. 

In 1951 werden er 153 Indische Nederlanders ondergebracht in contractpensions in Oisterwijk, waarvan honderd in De Staalberg. De meerderheid van die groep was kind. Voor de jongste kinderen werd er een kleuterschool in het oord opgericht. Het vakantiecentrum De Staalberg bestaat niet meer. Sinds september 1990 dient het als asielzoekerscentrum. 

Het verhaal van Ilse Wetzel

In december 1955 verliet de familie Wetzel hun geliefde havenstad Surabaya met het transportschip SS De Waterman. Ze kwamen zes weken later aan in Rotterdam. “Ik was toen zes jaar oud. Wat ik me nog kan herinneren van de aankomst was dat er in de haven grote olievaten met vuur stonden waar men zich kon warmen en een loods met winterkleding.”  

Na aankomst werden ze met de bus direct naar het vakantiepark De Staalberg in Oisterwijk gebracht.

“Met ons zessen werden we ondergebracht in vakantiehuisje nr. 2, dat uit twee kamers bestond. We kwamen terecht in die mooie bosrijke omgeving.” Die winter, de winter van 1956, was de strengste winter ooit, met veel sneeuw, dikke ijslagen in de vennen en doodgevroren vogels in het bos. In de woonkamer zat iedereen dagenlang met wanten en winterjas aan te bibberen. 

“Ik hoor mijn ouders nog zeggen: ‘Wat is Holland toch koud?’. Voor mij als zesjarige was deze witte idyllische wereld een gebied met nieuwe regels, niet likken aan het ijs op de brugleuning, niet zonder wanten met sneeuw spelen, niet op blote voeten naar buiten!”, vertelt Ilse. 

Na een tijdje in Oisterwijk te hebben gewoond werd een huis in Geldrop aan hen toegewezen. “Er viel immers niets te kiezen. Onder eigen dak en met mama’s gulle eettafel voor nieuwe vrienden en kennissen en natuurlijk de vele fuifjes werd ons huis in Geldrop een fijne plek zoals dat eens was in Surabaya”, aldus Ilse.  

Het verhaal van Karel Pesch

“Eerst Napels zien en dan sterven”, zegt Karel en hij laat zijn passagiers landing pass aan ons zien. De reis van Tanjung Priok naar Rotterdam in februari 1956 met de SS Willem Ruys duurde ongeveer drie weken met een paar pitstops, onder andere in Napels, Italië. Karel’s moeder, Maria van Rooy – van Nouhuys, zijn broer Gerard en hij maakten van de gelegenheid gebruik om Napels even snel te bezoeken tijdens deze korte stop. Karel was toen zestien jaar oud en zijn broer zeventien. Ze moesten op tijd terug zijn want de boot wacht niet. “We waren een beetje in paniek geraakt maar onze Italiaanse chauffeur met zijn Italiaanse temperament heeft ons gered. Hij reed als een dolle soms heel hard toeterend en over de stoep slingerend in zijn kleine Fiatje. Maar het was hem toch gelukt om ons op tijd terug bij de boot te krijgen.”

Karel Pesch is in 1940 in Pangkal Pinang de hoofdplaats van het eiland Bangka geboren.Voor de oorlog werkte zijn vader als opzichter in de bauxiet mijn op het eiland. Maar toen de Japanners kwamen werd hij als burger opgepakt en gevangen gezet in een kamp in Muntok. Hij heeft de oorlog niet overleeft en als burger geïnterneerde op 3 december 1944 overleden aan dysenterie en beriberi. Tijdens de oorlog kregen alle Nederlanders het bevel van het Hoge Commissariaat der Nederlanders dat alle vrouwen en kinderen verplicht overgeplaatst moesten worden naar Java wat aldus geschiedde.

Op Java hebben ze op verschillende plaatsen gewoond, maar het laatste adres was Bogor op West Java. Daar in die fraaie stad aan de voet van de berg Salak werkte Karel’s moeder als onderwijzeres. Ze is in 1947 hertrouwd. Ondanks de roerige tijden na de Tweede Wereldoorlog, wilden ze voorlopig toch nog niet naar Nederland. Pas toen het grimmiger werd en ze zich niet meer veilig voelden, besloten ze om toch naar Nederland te gaan. Eerst moeder en twee zonen, maanden later, de stiefvader.

“Ik weet nog dat ik toen een buurjongen in Bogor had met de naam Adang. We gingen vaak samen spelen. Op een dag gingen we vliegeren. Het was bijna donker, bijna Maghrib, dat is het eerste avondgebed voor moslims. Hij moest eigenlijk naar de moskee om te bidden. De vader van Adang zag ons buiten spelen en ging hem heel hard roepen om naar de moskee te gaan. Hij was erg boos. Dagen later, zag ik Adang niet meer terug. Hij mocht niet meer met mij spelen. Dat vond ik raar. Hoe kan dat, we waren toch goede vrienden?”

Op 8 maart 1956 kwamen ze aan in Nederland en gingen met de bus naar pension De Staalberg op de Scheibaan 3 in Oisterwijk. Dit pension bestond toen uit twee barakken en enkele kleine bungalows. Met zijn drieën kregen ze een kamer in barak nr. 2. Maar omdat ze toen al tiener waren, mochten ze niet samen in moeders kamer slapen, waar ze overdag wel verbleven. Gedurende de nachtelijke uren moesten ze samen met een zoon van de familie Von Kriegenberg in diens kamer slapen. “‘s Nachts als ik moest plassen had ik vanwege de kou geen zin om helemaal naar het herentoilet te gaan, want die lag iets verder dan het damestoilet om de hoek! Kennelijk heeft iemand van de andere barakken dit toevallig gezien en vertelde het aan de pensionhouder, met een reprimande tot gevolg!”

Karel herinnert zich best veel over die periode in “De Staalberg. Op de vraag over het eten antwoordt hij: “We kregen eten vanuit de centrale keuken en het werd per barak uitgedeeld.

Hoe ga je dan mensen attenderen dat het tijd is om te eten? Door gebruik te maken van een scheepsbel met een keihard geluid. We kregen de normale Hollandse kost, maar volgens mij ook af en toe Indisch eten weliswaar op hun eigen manier bereid. De centrale verwarming was niet berekend op de strenge winter van maart 1956 en ging rond 21.30 ook nog uit. Vergeet niet dat het pension oorspronkelijk bedoeld was als recreatie pension voor de zomermaanden. Zomers was het daar wel warm.”

In de tijd dat hij in Oisterwijk zat ging hij ook naar de Dagnijverheidsschool in Tilburg. “De pensionhouder had een busje waarmee hij alle leerlingen naar het dorp en mij naar het station bracht en haalde, wat mij altijd is bijgebleven.”

Maar die periode was snel voorbij. In het najaar van 1956 werd moeder Maria gevraagd door Dominee Dolman uit Weert om les te geven aan de Molukse kinderen in de barakken in Tungelroy. Ze heeft daar nog jarenlang lesgegeven en pendelde dan dagelijks met de bus van Weert naar Tungelroy. “Maar voordat het zover was zei mijn slimme moeder tegen die dominee “kun je dan een huis voor ons in Weert vinden? Deze dominee zat ook als afgevaardigde van de protestantse gemeente en kreeg dit voor elkaar! Waarop wij een nieuwbouwwoning in 1957 kregen in de Goudriaanstraat 26, en dat was meteen het afscheid van de Staalberg.”

“In 2007 heb ik nog een bezoek gebracht aan De Staalberg (zie bijgaande foto's). Voor de kosten van het verblijf in de Staalberg en later de inrichting en aanschaf van kleding en schoeisel plus meubel voorschot kregen wij een rekening gepresenteerd welke later in termijnen van 15 gulden maandelijks moest worden terugbetaald!”

 

Bron: privécollectie familie Pesch