Kamp Almere - Huizen

Foto header: Collectie Moluks Historisch Museum

Foto's Collectie Moluks Historisch Museum en privécollectie

Over Kamp Almere

Langs de weg in een slaperige nieuwbouwwijk in Huizen staat een klein monument. Je zou er bijna aan voorbij rijden. Het beeld bestaat uit een fier rechtopstaande man in militair uniform met aan zijn voeten twee scheepskisten. Op een daarvan zit een jonge vrouw, de bijbel op schoot. ‘22 maart ter herinnering aan de Molukkers die hier kwamen,’ staat er onder.

Het monumentje staat drie kilometer van de centrale plek van dit verhaal: Kamp Almere, een van de eerste woonoorden van Molukkers in Nederland. In 1951 kwamen de eerste Molukkers hier aan, ze werden gehuisvest in barakken die in de oorlog een thuis waren geweest voor Nederlanders die voor de Duitsers moesten werken. Na de oorlog bood het tijdelijk onderdak aan kinderen van ouders die net iets te fanatiek met de bezetter hadden samengewerkt.

Het verhaal van Micky Matitahatiwen

‘Toen onze ouders aankwamen was de plek nog omheind met prikkeldraad,’ weet Micky Matitahatiwen (Huizen, 1960) uit de overlevering. ‘Ja, en je mocht het kamp ook niet zomaar verlaten, daarvoor was toestemming nodig van de kampleiding,’ vult zijn vriend Otjep Bontjaktutur (Huizen, 1952) aan.

Orjep en Micky kennen deze verhalen van hun ouders want beiden heren zijn in Kamp Almere geboren en brachten er een groot deel van hun jeugd door. ‘Ik ben volledig door die plek gevormd,’ vertelt Otjep. Natuurlijk, de barakken waren klein, gehorig, in de zomer heet en in de winter zo koud dat er zich ijspegels aan de binnenkant vormde, maar de kinderen speelden er in totale vrijheid.

Kamp Almere lag net iets buiten Huizen in de bossen. Op het terrein waren naast woonbarakken ook een feestzaal, gaarkeuken, een washok waar ook gedoucht kon worden en een kerkgebouw. Hoewel bijna allemaal Moluks was de bevolking in het begin divers: zowel moslims, als katholieken en protestanten woonden er door elkaar heen.

Al die verschillende bloedgroepen en verschillende politieke inzichten leidden tot conflicten. ‘De katholieken zorgden goed voor hun gelovigen. Ze deelden kleren en fietsen uit,’ vertelt Micky. ‘Dat leidde tot jaloezie. Uiteindelijk zijn de islamitische Molukkers naar het Friese Balk gegaan en de katholieken via Ommen naar verschillende andere woonoorden.’

Het protestantse deel bleef in Huizen en met de jaren kregen de bewoners meer vrijheid. Het prikkeldraad verdween en in de barakken werden muurtjes doorgebroken zodat de over het algemeen grote families wat meer ruimte kreeg. Wat onveranderd bleef was de stoet kinderen die elke dag lopend de twee kilometer van het kamp naar de verschillende scholen in Huizen aflegde. ‘We zaten tussen de Nederlanders in de klas maar schooladvies voor Molukse kinderen was jarenlang: lts de jongens en de huishoudschool voor de meisjes,’ zeggen de mannen en ze kijken me veelbetekenend aan.

Een half jaar zouden de Molukkers in Nederland blijven maar na bijna twintig jaar begon het geloof in de terugkeer naar een onafhankelijke – of op zijn minst autonome – Molukken ook in Huizen af te nemen. Stuk voor stuk verhuisden Molukse families naar het dorp Huizen. Eigenlijk wilde ze bij elkaar in dezelfde straat gaan wonen maar dat wilde de gemeente niet. ‘We mochten wel in dezelfde wijk gaan wonen maar om de integratie te bevorderen werden we tussen de Hollanders geplaatst. Zo ontstond een wijk waar in elk hoekhuis een Molukse familie woonde.’

‘We vierden grote feesten in het huis van de stichting (een soort buurthuis, red.),’ vertellen de heren enthousiast. ‘Soms leidde dat wel tot overlast, want wij waren bijvoorbeeld gewend om met kerst en oud en nieuw behoorlijk wat vuurwerk af te steken en feesten deden we tot ’s morgens vroeg.’