Foto privécollectie
“Wij Hiraki’s werden gezien als Japanners, als vijand en daarom zat er weinig anders op dan naar Nederland te gaan,” vertelt Jessica Maengkom-Hiraki (Semarang, 40). De familie Hiraki is een Japans-Indische familie die met de oorlog niets te maken had maar er wel slachtoffer van werd.
Het Indië van de jaren dertig was een sterk internationale samenleving. Uit alle uithoeken van de wereld kwamen mensen naar de archipel om er hun geluk te beproeven. Zo ook de grootvader van Jessica, heer Hiraki. Al gaat over hem het verhaal dat hij in Japan de verkeerde boot had genomen en eigenlijk niet in Soerabaja maar in Shanghai carrière had willen maken. Verkeerde boot of niet, de oude Hiraki werd in Soerabaja verliefd op een Javaanse en ze kregen kinderen. Die kinderen bezochten de Europese school en leerden geen Japans, wel vlekkeloos Maleis en Nederlands.
Maar met de Japanse aanval op Pearl Harbour veranderde alles. Alle Japanners die aanwezig waren in Indië werden ineens tot vijand verklaard, gevangen genomen en per boot naar Australië gebracht. Toen Japan op 15 augustus 1945 capituleerde was de vraag wat ze met deze groep mensen moesten doen. Zonder ook maar iets te vragen werden ze in een boot met bestemming Japan gezet. Daar in dat verwoestte land volgde een aantal moeilijke jaren want die Japanners zagen de familie Hiraki helemaal niet als landgenoten.
De familie voelde zich ook eerder Indisch of Indonesisch en begon met resultaat te lobbyen voor terugkeer naar Indonesië. “Toen wij aankwamen in Jakarta werden we eigenlijk weer opgesloten,” herinnert Jessica zich. “De Indonesiërs zagen ons aan voor Japanners, de vijand.”
Toen de oorlog verder weg kwam te liggen ontstonden er langzaam ook wat mogelijkheden voor de familie. Jessica vond werk als klassiek balletdocent. D e achternaam Hiraki bleef een probleem. “Mijn vader kreeg bijvoorbeeld steeds geen loonsverhoging en toen Soekarno weg was nam de haat tegen tegen ‘buitenlanders’ toe. Op een avond stonden de permoeda’s midden in de nacht bij mijn ouders in Sukabumi voor de deur. Ze zijn toen naar jakarta gevlucht.’
“Eenmaal in Jakarta heeft mijn moeder een aanvraag voor spijtoptanten gedaan en in de zomer van 1966 gingen we als een van de laatste repatrianten naar Nederland met het vliegtuig,” vertelt Jessica. “Het duurde eindeloos en er waren veel tussenstops. Extra lastig voor mij was dat ik een baby van vijf maanden had.”
Van Schiphol kwam de familie Hiraki in aan de Zaadmarkt 1 in Zutphen terecht. Jessica heeft goede herinneringen aan hun eerste pension: “De eigenaar was gul en we kwamen niks tekort. Elke dag kregen we drie liter melk en en elke vrijdag kregen we een kilo suiker en heel veel rijst.” In Zutphen werd ook dochter Astrid geboren en ondanks dat het fijn was in het pension wilde Jessica’s man Eddy Maengkom er weg. “Wij kwamen uit Jakarta en vonden Zutphen maar een dorp dus zocht Eddy een baan in Amsterdam.”
De familie pakte hun spullen en de overgebleven pakken suiker en enkele emmers rijst en betrokken een kamer in Pension Daemen aan de Valeriusstraat 21 in Amsterdam-Zuid. “Er zaten zes gezinnen in dit pension. Wij hadden een klein kamertje boven voor ons vieren. Het contrast met Zutphen was groot: meneer Daemen was heel gierig. We kregen weinig en vies eten en we mochten maar een keer in week douchen in een verbouwde kast in de gang.”
Er heerste een opgefokte sfeer in het pension en er was weinig beweegruimte. “Als je naar buiten ging keken die bekakte inwoners van Amsterdam-Zuid op je neer. Het was geen prettige tijd,” vertelt Jessica. “Het Vondelpark om de hoek was mijn redding, daar konden de kinderen spelen en kwam ik tot rust.”
In 1968 kreeg de familie Hiraki een huis aangeboden in Slotervaart. Nog jaren moesten ze elke maand vijf gulden betalen voor de reis naar Nederland tot het restbedrag werd kwijtgescholden. “Ik kwam aan in een vreemd land maar ik voel me nu echt gezegend dat ik hier woon want in Indonesië heb je echt niks als je oud bent.”
Meer weten over de geschiedenis van de internering van de Japanners in Nederlands-Indië? Luister dan naar de radiodocumentaire ‘Een vergeten Indische Kamp geschiedenis’ of lees dit interview in Dagblad Trouw.