Halsoverkop besloot Henk Schoonderwal (Surabaya, 1931) in 1955 naar Nederland te gaan terwijl hij het in Indonesië toch best goed voor elkaar had. “Ik was bang dat het verhoor na een verkeersongeval niet goed zou aflopen.”
Henk had tot de oorlog fijne jeugd in Surabaya. Als zoon van een stationschef woonden ze in een huis van de spoorwegen met meerdere kamers en een galerij met losse vertrekken. Toen de oorlog uitbrak werd het huis een toevluchtsoord voor Nederlandse en Indische mensen die elders hun huizen uitgezet waren. “Wij konden blijven doordat mijn oom een Duitse vrouw had. Die deed zich steeds voor als ‘bondgenoot’ wanneer er Japanners voor de deur stonden.”
Na de Japanse capitulatie moest het gezin op bevel van revolutionairen het huis verlaten. “Na een tijdje werden we opgepakt en werk ik opgesloten in de gevangenis aan de Werfstraat samen met andere Indische en Nederlandse mannen. Ik heb daar zes maanden gevangen gezeten.” Na deze gebeurtenis meldde Henk zich bij het Knil. “Ik wilde wraak nemen om mijn vrienden die daar vermoord waren. En ik wilde op avontuur,” geeft Henk eerlijk toe. “Ik was jong en wilde weten hoe het was daar aan het front. En ik moet zeggen: ondanks de vervelende dingen heb ik een enorm leuke tijd gehad met al die andere jongens.”
“Op een avond heb ik een aanrijding gehad en ik ben toen doorgereden. Eerst gebeurde er niets maar later werd ik wel ondervraagd door de politie en zou ik voor moeten komen. Dat zag ik niet zitten dus hebben mijn vrouw en ik toen snel alles verkocht en hebben we ons ingescheept op de Johan van Oldenbarnevelt. Ik had genoeg geld gespaard voor tickets. ”
In 1955 kwam Henk aan in Nederland. Na aankomst in Amsterdam ging hij meteen door naar Valkenburg, waar hij onderdak kreeg in Pension Espen van de familie Hoen. “Dat was een fijn en goed pension. We hadden goed te eten en het was gezellig. Er was een schuurtje achter in tuin waar wij in het weekend zelf in mochten koken. Alleen de lichten moesten altijd uit want stroom was duur zo vertelde meneer Hoen.”
Henk had graag in Valkenburg willen blijven maar hij vond een baan in Utrecht als monteur in de Kromhoutkazerne. Ze woonden even in Zeist waarna ze terecht kwamen in in Villa Boschwijk in Baarn. “Dat was een groot pension (40 vertrekken, red.) waar veel Indische families zaten. Veel contact hadden we niet met elkaar.”
In Villa Boschwijk werd ook gekookt maar het was niet al te best: “Ik had altijd ruzie met de mensen van de keuken ook als ze me te weinig eten gaven terwijl er meer was. Een keer heb ik tegen zo’n ambtenaar gezegd: ik betaal niet meer als het eten zo slecht blijft. Tot mijn verbazing werd daar toen meteen werk van gemaakt.”
Lang bleef Henk niet in Boschwijk. Zijn drang om voor zichzelf te zorgen was te groot. Al snel vond hij een huis in Baarn. Daar hadden het gezin Schoonderwal weinig contact met andere Indische mensen in dorp. “Maar ik reisde wel door het hele land om op Indische avondjes te gaan dansen. Van Amsterdam tot Limburg. Vooral in Limburg waar ik het zo goed heb gehad, voel ik mij nog altijd het meeste thuis.”