Op augustus 1950 kwam Diederick Benjaminsz aan met de MS Oranje in IJmuiden. Hij was toen net 3 jaar oud. Diederick vertelt: "Ik herinner me nog de reis vanuit Indië. Het heeft zo'n impact op me gehad. Ik was zeeziek. We gingen op vakantie werd ons gezegd - mijn vader en moeder waren aan het huilen, want de familie van zijn vader is allemaal achtergebleven. Later zijn er nog wel mensen teruggekomen. Mijn opa en tantes van vaders zijn Indonesiër geworden."
"We zijn in Middelburg aangekomen in Hotel Du Commerce en tot en met december 1950 zijn we daar gebleven. Daarna zijn we naar Sluiskil gebracht waar we allemaal een eengezins woning toegewezen kregen."
Over de eerste paar maanden in Middelburg herinnert Diederick zich nog het volgende: "Ik herinner me veel contact te hebben met de kinderen van de eigenaar van Du Commerce. Het was winter. We hebben we nog sneeuwballen gegooid daar. Dat herinner je je goed want dat had je nog nooit eerder meegemaakt. We kregen veel snoep van die meisjes dat weet ik nog wel! Wat het meeste indruk maakte, was het contact met die meisjes die ons leuk vonden en dat ze ons snoep gaven. De meisjes heb ik later via een radio oproep nog terug gevonden."
"Omdat Du commerce als tijdelijke opvang werd gebruikt, moesten we maar afwachten waar we naartoe werden gezonden. Uiteindelijk werd dat Sluiskil. Een paar andere gezinnen met wie wij in Du Commerce zaten, verhuisden daar ook heen. Zij zijn min of meer onze buren geworden. Het was best een leuke tijd in Du Commerce. We werden goed opgevangen. Ook mijn vader en moeder vonden dat ze toch wel wat geluk hadden gehad. We zijn hartelijk ontvangen, ook in onze nieuwe woonplaats Sluiskil. Het enige vreemde was onze huidskleur."
De familie Benjaminsz verhuisde naar Sluiskil. Diederick merkte op dat alles gemeubileerd was en dat alle families dezelfde inboedel hadden: dezelfde kachels en tafels etc. "Veel Hollandse mensen die daar wonen zijn goede vrienden geworden. Wij wisten natuurlijk niet hoe we een kachel aan moesten doen en al die Hollandse mensen hebben ons allemaal geholpen. Dat was echt wel een warm bad! Ze kwamen toen echt elke dag kijken of we het niet te koud hadden. We hebben nog heel lang contact met hun gehad."
"Ik herinner me dat mijn vader en moeder heel veel muziek maakten en ze zeiden de hele tijd: ‘jongens we moeten ons aanpassen!’ en we zongen en maakten muziek en probeerden te integreren. We traden voor iedereen op. Iedereen mocht altijd mee eten, maar we moesten ons mond houden dat we alleen een koekje kregen bij onze vrienden. Bij ons stond eten altijd op tafel. Soms moest ik mijn eigen cultuur een beetje verbergen van mn ouders. Ik weet eigenlijk niet zo goed waarom, maar dat gevoel had ik wel."