Aankomst in Den Haag

Foto privécollectie Ronald Anthonio

Het verhaal van Ronald Anthonio

Meneer Ronald Anthonio is in voormalig Nederlands-Indië geboren en heeft een deel van zijn jeugd onder het koloniale bewind en in een Japans kamp doorgebracht. Zijn vader was bedrijfsambtenaar bij het Indische binnenlandse bestuur, waardoor Ronald na de Japanse capitulatie Nederlands-Indië moesten verlaten om een nieuw bestaan in Nederland op te bouwen.  

“We kwamen in november 1949 met de boot aan, zonder mijn vader die in Nieuw Guinea een nieuw Nederlands bestuur hielp op te bouwen. Mensen hadden hier geen enkel idee hoe het leven in Nederlands-Indië was. Ongelukkigerwijs kwamen we in een contractpension in Ede. Wisten wij veel dat dit de bible belt was. Je werd namelijk gewoon in een bus gezet en afhankelijk van je geloof – alle katholieken gingen naar het Zuiden – kwam je dan ergens terecht. Een dominee vroeg ons bij welke kerk wij hoorden. “Gewoon, bij de hervormde kerk in Nederlands-Indië, meneer”. ‘Dat bestaat niet’, kregen wij als antwoord. Omdat we niet bij een van de vele kerken in Nederland hoorden, kregen we geen hulp van de kerk.”  

“We zijn Nederlanders, spraken Nederlands en hebben op een Nederlandse school gezeten, maar omdat we in een contractpension zaten, moesten we toch inburgeren. We kregen een cursus ‘piepers jassen’, want dat was typisch Nederlands volgens de maatschappelijk werker. Wij, in het Oosten, schilden onze aardappels van jongs af aan, maar vier woensdagen achtereen moesten we in een keuken aardappels op de Nederlandse manier leren schillen. Dat zal ik nooit vergeten. We voelden ons niet thuis daar in de bible belt en zijn toen stiekem naar Den Haag vertrokken.” 

“Daar kwamen we in allerlei verschillende kamers terecht. Omdat wij kinderen waren, konden we geen gewoon appartement krijgen, maar zaten we altijd in kleine kamertjes waarin de voorzieningen niet altijd even goed waren. Onze eerste kamer bevond zich in een oud klein vissershuisje in Lijnstraat, met  slechts één potkachel in de huiskamer. Het stonk er naar vis, dus zo snel mogelijk weg daar!” 

De Pijnboomstraat & Obrechtstraat

Ronald kwam in de Pijnboomstraat terecht. Dit was voor hem de meest trieste kamer, ook al was het beter dan de Lijnstraat. “In een 4 kamer appartement woonden we daar met 12 mensen op elkaar gepakt. De hospita was erg op de centjes gesteld en wilde op alles bezuinigen. In de hal waar de kamers op uitkwamen, was een tafel met daarboven een spaarzame lamp. Rond die tafel maakten wij kinderen ons huiswerk. Verder was er een elektrische  en een mechanische trekbel deurbel. Wij kamerbewoners mochten alleen van de trekbel gebruik maken want de andere bel gebruikte anders teveel stroom. Bij Natuurkunde op de HBS kon ik uitrekenen hoeveel de elektrische bel aan stroom verbruikt bij het aanbellen. Toen wij naar de volgende kamerbewoning verhuisden, ben ik op een avond naar de Pijnboomstraat terug gegaan om de bel met veel genoegen met een hamer stuk te slaan!” 

“De Obrechtstraat was een kleine boekhandel waar wij voor het eerst over 3 kamers beschikten! Onze fietsen om naar school te gaan mochten we achter in de gang parkeren. Op zich een jofele locatie, ondanks dat vrijwel elke maand de huur werd opgeslagen als de verkoop van de boekhandel tegen viel.” 

Na 6 jaar ellendige kamers kreeg Ronald in juni 1956 met zijn gezin een eigen appartement op de Steenwijklaan 91. Voor de inrichting van het appartement kon zijn vader via het Ministerie van Overzeese Rijksdelen een lening aangaan. Dat was ook de reden dat we zo lang op een eigen woning moesten wachten want de gemeente Den Haag redeneerde dat kinderen geen eigen woning nodig hadden omdat de ouders overzee waren. “Mijn vader heeft tot op de laatste cent de lening terug moeten betalen. Hij kwam in 1962 terug uit Nieuw Guinea.”